De vereniging voert actief lobby op het gebied van de arbeidsmarkt.

De vereniging bouwt aan een solide en toekomstgerichte bedrijfsvoering die gezonde, gemotiveerde en productieve vrijwilligers, freelancers en medewerkers stimuleert in hun ontwikkeling.

Vrijwilligers en stagiairs

De totale werkgelegenheid bij musea daalde in 2020 met 6.800 personen ruim 16% naar 35.000 personen. Daarvan is ruim 64% onbetaald werkzaam als vrijwilliger of stagiair. Vrijwel alle Nederlandse musea werken met onbetaalde krachten. Bijna 19% van de musea heeft geen personeel in dienst en draait op vrijwilligers en stagiairs. In fte’s daalde de totale personeelsinzet met ruim 4,4% naar 10.110 fte’s. Kleine musea, die evenals de grote musea, in 2020 kampten met de grootste bezoekdaling, hebben de inzet van personeel met 16% relatief het meest teruggebracht, grote musea met 3% het minst. Extra overheidsinvesteringen zijn en blijven nodig om de kwaliteit van de sector op de lange termijn te waarborgen.

Inzet

In 2020 steeg de inzet van werknemers in tijdelijke dienst met 4,1% ten koste van de inzet van werknemers in vaste dienst, die met 1,2% afnam. Musea zetten in 2020 nog minder zzp’ers in dan in 2019. We zagen een daling van 23%. Daarnaast maakten ze in 2020 minder gebruik van payrollers en uitzendkrachten: een afname van 10,3%. Mede door de beperking van hun activiteiten deden musea in 2020 een geringer beroep op onbetaalde krachten als vrijwilligers en stagiairs (11,5%). Daarnaast kampten musea vanwege de pandemie met een geringere beschikbaarheid van – oudere – vrijwilligers.

Minder fte’s

Vrijwilligers en stagiairs verrichten in de regel hun werkzaamheden in deeltijd en soms gedurende een deel van het jaar. Daardoor tellen ze gemeten in fte’s veel minder zwaar mee dan in werkzame personen. Dat heeft tot gevolg dat musea met relatief veel onbetaalde krachten of met ander personeel in deeltijd minder zwaar meetellen in de werkgelegenheid gemeten in fte’s. Dat is het duidelijkst te zien bij de geschiedenismusea met 55% van de werkzame personen versus 41% van de fte’s. Voor de kunstmusea geldt juist het omgekeerde: 26% van de werkzame personen tegen 38% van de fte’s.

Samenstelling van het personeel

Bij musea is het grootste deel – 51% – van het personeel in loondienst met een vast of een tijdelijk contract (14%). Musea maken nauwelijks gebruik van zzp’ers, slechts 2%. Daarin onderscheiden ze zich van de rest van de culturele sector. 5% van het personeel behoort tot de overige betaalde krachten, zoals payrollers en uitzendkrachten. Voor musea zijn vrijwilligers en stagiairs van groot belang: ze zijn goed voor 23% van de ingezette fte’s. 

Ondernemende aanpak

De afgelopen jaren hebben musea een ondernemender aanpak moeten tonen, onder meer om de bezuinigingen en het inkomsten verlies tijdens de coronacrisis op te vangen. Een meer ondernemende aanpak vergt naast andere competenties van museummedewerkers ook om een grotere aantrekkingskracht van musea op de arbeidsmarkt. Zo kunnen zij medewerkers met kennis en kunde van bijvoorbeeld marketing, fondsenwerving en een e-depot laten instromen en tijdig nieuw talent – zoals conservatoren – opleiden.

Financiering opleiding te beperkt

De huidige externe financieringsmogelijkheden, via bijvoorbeeld het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt, zijn te beperkt. Zij bieden slechts de mogelijkheid voor een korte aanstelling van een junior-conservator. Terwijl een conservator zich jarenlang in een onderwerp moet kunnen verdiepen voordat hij of zij een inhoudelijke bijdrage kan leveren. In het belang van alle musea – van hedendaagse kunst tot natuurhistorie – zou er budget moeten komen voor langjarige opleidingsprogramma’s voor junior-conservatoren.